Volgens de EU-wetgeving kan de exporteur die in het bezit is van deze status de preferentiële oorsprong van zijn goederen certificeren door middel van een “factuurverklaring”, zonder beperking van de waarde. De toekenning van de “status” is afhankelijk van de indiening van een schriftelijke aanvraag bij het bevoegde regionale directoraat, onder verwijzing naar de plaats waar de aanvrager zijn administratieve zetel heeft.
In de aanvraag moet het bedrijf verklaren regelmatig uit te voeren naar landen waarmee preferentiële overeenkomsten van kracht zijn; de frequentie en de hoeveelheid van de uitvoer in het afgelopen jaar aan te geven en naar welke douane (het aantal is niet relevant, maar de regelmaat wel) te allen tijde de oorsprong van de goederen kunnen aantonen (in het geval van producenten, aan de hand van de grondstoffenboekhouding van de onderneming; in het geval van handelaren, aan de hand van een aankoopbewijs van de te verhandelen producten waaruit de communautaire oorsprong blijkt); voldoende garanties bieden ten aanzien van de oorsprong van de goederen en zich aan alle daaruit voortvloeiende verplichtingen onderwerpen.
Bij de afgifte van de vergunning moet de exporteur zich er ook toe verbinden :
-factuurverklaringen alleen af te geven voor goederen waarvoor hij op het moment van de transactie over de bewijsstukken en boekhoudkundige elementen beschikt;
-bewijsstukken van de oorsprong ten minste drie jaar te bewaren;
-om te allen tijde alle bewijsstukken bij de douane aan te bieden en in te stemmen met een controle.